Onze vaste columniste schrijft iedere 6 weken een column. De onderwerpkeuze is vrij, maar is uiteraard wel flamenco- en Spaanse cultuur gerelateerd.
Een korte flamencobiografie van Jacky Westerhof:
Jacky Westerhof is de eigenaresse van Academia Estrella, haar eigen flamencodanschool die ze in 1995 startte in Arnhem.
Zij geeft workshops in binnen- en buitenland en treedt op met haar eigen flamencogroep Alabanza. Daarnaast verzorgt ze op verzoek ook lezingen (in Nederlands of Spaans). Ze is afgestudeerd en beëdigd tolk Spaans - Nederlands v.v.
Verder is ze werkzaam als docente bij de Stichting ArtEZ (HBO-dansacademie) in Arnhem, afdeling docentenopleiding, (voorheen-) specialisatie Flamencodans. Daarbinnen heeft ze, gedurende ruim 25 jaar, toekomstige flamencodansdocenten opgeleid.
Na haar afstuderen in 1984 aan de dansacademie te Arnhem vertrok zij als 22-jarige met een beurs van het ministerie van WVC naar Spanje.
Ze heeft in Cádiz en Madrid langere tijd gewoond en flamencodanslessen genomen; zowel groepslessen als privélessen.
Ze is als danseres en adviseuse betrokken geweest bij de opera producties van Carmen in Ahoy in Rotterdam, het Sportpaleis te Antwerpen en het Gelredome te Arnhem.
Ook heeft ze als freelance danseres gewerkt met verschillende groepen, onder andere voor de Nederlandse televisie (Geef nooit op van Peter-Jan Rens, Tineke, Toen was geluk nog heel gewoon, Tros Triviant, Lieve Martine, en de Show van je leven), Duitse televisie (Linda de Mol) en de Spaanse televisie (Canal Sur).
In samenwerking met de zigeunerformatie het Rosenberg Trio trok ze gedurende het seizoen 2004 - 2005 door het land met een theatertour. In latere jaren bestond er een samenwerking met Roma Mirando, het Koninklijk Zigeunerorkest.
In juli / augustus 2011 danste zij (en ook haar demogroep) in de voorstelling Wat(er) beweegt als onderdeel van de kunstroute Verdronken dorpen van de Spaanse choreografe Libertad Pozo Rodríguez. In deze open lucht voorstelling (Oud Zevenaar) werd zowel flamenco als moderne dans gedanst.
Eigenlijk wilde ik dit onderwerp pas aansnijden net voor Pinksteren, omdat dát de periode is waarin deze pelgrimstocht plaatsvindt, maar aangezien dit mijn (allerlaatste) column voor deze site zal zijn, mag daarin El Rocío beslist niet ontbreken. Het woord allerlaatste wil ik meteen even rechtzetten, volgens mijn Spaanse vrienden moet ik hier een-na-laatste column zeggen, want als je laatste zegt is dat erg definitief, dan ga je dood en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Zo blijft het in de kroeg altijd bij het een-na-laatste rondje. Prima gevonden toch?
Voordat ik aan mijn belevenissen over Rocío ga beginnen zal ik eerst kort wat erover vertellen: El Rocío is een dorpje in de provincie Huelva in het zuiden van Andalusië en ligt midden in een groot natuurreservaat dat Doñana heet. Eenmaal per jaar trekken mensen te voet, te paard of met huifkarren door dat park heen op weg naar het kerkje van dit dorp om la Virgen del Rocío (de maagd in de vorm van een beeld) te eren. De maagd wordt ook wel la Blanca Paloma genoemd en tijdens het Pinksterweekend komen meer dan een miljoen pelgrims hier op af. De weg die deze rocieros afleggen wordt kortweg el camino genoemd. Tijdens die camino wordt alles gedeeld zoals eten, drank, maar ook lief en leed en vaak komen daar ook kinderen uit voort die dan in het geval van de meisjes soms de naam Rocío krijgen. Rocío betekent in het Spaans "dauw". Veel pelgrims leggen de camino af met hun hermandad (broederschap) en overnachten dan in het gebouw van die hermandad.
Zo kan het zijn dat door het jaar heen Rocío een erg verlaten indruk maakt, omdat dan al deze gebouwen onbewoond zijn en er maar een paar mensen echt wonen. Het meest doet het mij nog altijd denken aan een westernstadje met een paar onverharde wegen, veel zand overal en palen voor de deuren waaraan de paarden kunnen worden vastgemaakt. Het hoogtepunt vindt plaats van zondag op maandag rondom el salto de la reja, waarbij inwoners van het naburige dorp Almonte het hek in de kerk bestormen, erover heen klimmen en het beeld naar buiten dragen. Hoe laat dat precies gebeurt weet niemand. Ieder jaar is dat tijdstip verschillend. Totdat het moment aangebroken is verzamelen de rocieros zich in de nabijheid van de kerk en overnachten ze in de gebouwen van de hermandades of gewoon in tenten rondom kampvuren.
De eerste keer dat ik in aanraking kwam met de romería van Rocío was gek genoeg in Madrid. Ik was daar in mijn eentje om danslessen te volgen en op weg van de studio’s naar mijn kamer zag ik een aantal huifkarren en open wagens, getrokken door tractoren en paarden midden door Madrid trekken. Op de open kar waren mensen sevillanas aan het dansen in wat je het best een rijdend feestje zou kunnen noemen. Natuurlijk ontbrak ook de drank en het eten niet. Een van de dansers zag mijn verbaasde gezicht, stak zijn hand uit en vroeg of ik mee wilde? Ja, natuurlijk ging ik mee! Ik had wel zin in een feestje. Na een poosje zag ik dat we Madrid uitreden en begon me toen toch wel wat ongerust te maken… In mijn gebrekkige Spaans vroeg ik of het nog ver was, want die avond moest ik immers naar flamenco les… Na veel gelach en gepraat kwam ik erachter dat hun reis pas begonnen was. Wist ik veel. Zij waren op weg naar El Rocío en ik moest helaas het hele eind teruglopen naar mijn hostal.
Antonio zingend en klappend in de huurauto...
De tweede keer dat El Rocío op mijn pad kwam was na mijn eerste bezoek aan de feria van Sevilla. Mijn collega Marta had op internet uitgezocht hoe je daar goedkoop kon komen: vliegen op Sevilla en van daaruit met een huurauto waar we ook in konden slapen als dat nodig was. Dus daar gingen we dan Antonio (zanger van onze groep), Marta, Karel (haar partner) en ik. Hoe dichter we met de auto Rocío naderden, hoe drukker het werd. In een langzaam rijdende karavaan reden we tot vlak buiten het terrein en parkeerden daar in de berm langs de doorgaande weg. De eerste avond kwamen we aan de praat met een verkeersagent die zelf ook al een aardige slok op had. Hij wilde per se met Marta sevillanas dansen, dat was prima maar dan wel met de helm op vond Antonio, dan zou hij wel zingen. We dachten allemaal dat doet die agent niet, maar ja hoor, hij deed het wel. Toen we allemaal moe gefeest waren werd het toch wel tijd om te gaan slapen, anders zouden we het nooit drie dagen vol kunnen houden. Dus gingen we terug naar de huurauto. Marta en Karel hadden een groot stuk zeil meegenomen, waardoor we en in de auto en aan de zijkant van de auto konden slapen in het zeil dat aan het portier werd vastgemaakt. Zo gezegd zo gedaan. Alleen hadden we er niet op gerekend dat Antonio ’s ochtends al vroeg wakker werd en nog steeds in de feeststemming verkerend, de radio aanzette met natuurlijk sevillanas muziek en ter plekke besloot om in zijn eentje het feest voort te zetten door luidkeels mee te zingen zichzelf met de claxon begeleidend op het ritme van de muziek. Ik verzeker je geen fijne manier van wakker worden na een lange nacht van feesten en veel alcohol. Later die dag kwamen we familie van Antonio tegen en gingen we met hen mee naar hun tentenkamp.
Moreno op het paard met zijn vrouw, Farruca
Daar zaten ook la Farruca (danseres) met haar man el Moreno (zanger) en hun twee kinderen Farru en Farruquito bij, die toen beiden nog heel jong waren. Van Farruquito kan ik me nog herinneren dat hij zijn keyboard meehad en daar constant op speelde. Als zijn tantes hem vroegen om te dansen, stond hij op en deed hij op het compás van tangos Michael Jackson na. Hij was echt fan van hem, maar zijn tantes vonden dat helemaal niet leuk, want zij wilden dat hij flamenco danste. Sowieso was het heel leuk om alle kleine kinderen van de familie te zien dansen. Zij deden de ouderen na en werden daarin aangemoedigd door de hele familie. Vaak konden ze nog maar amper lopen en als ze dan een draai wilden maken, werden ze door de familie vastgepakt zodat ze niet omvielen en ondertussen gewoon door dansen. Geweldig!
Farruca
Toen el salto de la reja plaats vond van zondag op maandagnacht stonden we op het plein vóór de kerk midden in de mensenmassa. Ik denk dat zelfs als je niet gelooft de emotie je hier te veel kan worden. Je voelt echt dat er iets gaat gebeuren en als dan de ontlading komt staan veel mensen te huilen. Het was trouwens ook een angstig moment, want het gaat er beslist niet zachtjes aan toe. Iedereen wil de kerk in, als eerste over het hek en meehelpen om het beeld de kerk uit te dragen. Daarbij ontstaan er ook vechtpartijen, want het is een eer om dat te doen en ook de baar waarop het beeld staat dreigt herhaaldelijk gevaarlijk te kantelen doordat mensen eraan gaan trekken of duwen. Zelfs baby’s worden over de hoofden doorgegeven om maar in aanraking met de baar te komen. Op een gegeven moment ontstond er zo’n deining in de massa dat je van alle kanten in de verdrukking kwam en je niet meer weg kon komen. Ik dacht echt: Fijn dat ik dit heb mogen meemaken, maar dit was het dan, ik ga hier dood. Gelukkig stonden er een aantal sterke mannen om ons heen, die voldoende tegendruk konden geven, anders had ik het zeker niet meer na kunnen vertellen. De laatste dag moesten we voordat we terugvlogen nog even bij een ander familielid langs. Die stonden met een barretje ergens langs de camino, maar waar dan? Na lang zoeken hadden we ze gevonden en daar moest natuurlijk op gedronken worden, ergens midden in de velden ver van de bewoonde wereld. Half dronken en met moeite weg komend met een flinke achterstand in ons reisschema hebben we gelukkig nog net onze vlucht gehaald, maar het had niet veel gescheeld… Toch had ik deze ervaring nooit willen missen.
Het barretje....
Een aantal jaren geleden kocht mijn huidige vriend een video over de bedevaart naar Rocío. Het is een Amerikaanse documentaire. Op een gegeven moment zie je de bedevaartgangers op de achtergrond helemaal uit hun dak gaan. Op de voorgrond staat de verslaggever die zich amper verstaanbaar kan maken iets te vertellen over de camino. Terwijl je de rocieros op de achtergrond steeds luid en duidelijk hoort roepen: Viva la virgen del Rocío blijft de verslaggever het steevast vertalen als: Long live the virgen of Rokio. Geweldig, vooral als je een slok op hebt, dan is sowieso alles leuker.
Nou, dit was ‘m dan mijn allerlaatste column of laten we ook hier voor alle zekerheid het maar houden op de een-na-laatste column. Lijkt me beter!