|
|
Faíco
Artiestennaam: |
Faíco |
Eigenlijke naam: |
Francisco Mendoza Ríos |
Geboren: |
In 1870 in de wijk Triana in Sevilla |
Overleden: |
In Madrid, in 1938 |
Faíco, zigeuner, leek uiterlijk en qua kleding meer op een bankier uit New York dan op een flamencodanser uit Sevilla. Hij was lang, had een goede houding en was niet donker van huidskleur, zoals de meeste zigeuners dat wél waren.

Faíco in 1909 |
Zijn dansleermeester was José Otero, de beroemde klassiek- en flamencodanser uit Sevilla.
Faíco begon zijn carrière in het café “La Marina” in Madrid met een zelf gechoreografeerde Farruca.
In 1914 trad hij in Londen op samen met La Argentina en Realito. Van daaruit gingen ze op wereldtoer door Europa, naar Zuid-Amerika en Rusland.
Hij vierde vele triomfen met zijn zigeunerdansen in het “Café de Naranjeros” in Madrid, in het “Folies Bergere” in Parijs en o.a. in het “Kursaal Central” in Sevilla.
Hij nam deel aan de voorstelling “El embrujo de Sevilla” van de companie van “La Argentina” in 1914. In 1929 verraste hij iedereen door opeens op het podium een Charleston te dansen, maar dan wel met een flamenco aire.
Terwijl hij in Rusland op tournee was met La Argentina werd hij onverwacht getroffen door het uitbreken van de burgeroorlog in Spanje. |
Hij besloot om niet direct terug te keren maar zijn tour te verlengen en ze vervolgden met groot succes hun reis door Rusland waarbij hij ook optrad voor de Russische Tsaren, die hen overlaadden met luxe geschenken zoals smaragden en ze verdienden ook erg veel geld in die tijd.
Ze keerden naar Spanje terug toen de burgeroorlog was afgelopen. Hij nam een Slavische zigeunerin mee, ze werd “La Rusa” of “La Morita” genoemd, waar hij in Spanje mee trouwde en waar hij vervolgens geregeld samen mee optrad als danspaar.
Echter; hij is vooral bekend geworden als degene die samen met de beroemde gitarist Ramón Montoya, aan het begin van de 20e eeuw de Farrucamuziek én -dans gecreëerd heeft. Ze namen de vierkwartsmaat van het Tangosritme en creëerden daarbij een unieke cadans waardoor er een uiterst mannelijke dans ontstond. Onder degene die hem volgden in zijn Farruca waren Manuel Ríos “el Mojigongo”, die ook een uitstekend voetenwerk bezat, de mislukte Madrileense danser Joaquín López “el Feo” en “El Batato”.
Daarnaast werd hij ook bekend als degene die de Garrotín opnieuw leven inblies als dansvorm binnen flamenco. |

Faíco |
Aan het einde van zijn leven was hij vnl. in Madrid waar hij deelnam aan privéfeestje in colmaos zoals “Los Gabrieles” en in “Villa Rosa”. In die jaren kreeg hij een relatie met de Madrileense flamencozangeres Vicenta la Gitana.
Hij overleed in Madrid in 1938. |
|
|