Guajiras valt in de groep van de cantes de ida y vuelta (heen-en-terug); muziek die is beïnvloed door het handelsverkeer tussen Spanje en Zuid-Amerika en uiteindelijk in flamenco is terechtgekomen.
De teksten gaan vooral over Havana (Cuba) en zijn inwoners en het ritme is, weliswaar met andere accenten, zoals in de bulerías.
Het compás verloopt als volgt.
12 - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11
Er is in de coupletten steeds sprake van 10 regels met 8 lettergrepen.
Het is afgeleid van de 18e eeuwse Zarandillo. Als Spaans liedje is het vanuit Spanje overgewaaid naar Cuba en in de 18e eeuw weer teruggekeerd onder de naam “Punto Cubano” waar het in Cuba nog steeds als zodanig bestaat. Wel bestaat er enig verschil in toon en ritme tussen Punto Cubano en de Guajiras.
Het woord “Guajiro” is het Spaanse woord voor blanke boer uit Cuba en Guajiras is de zang van hen geworden.
Guajiras gezongen door Mayte Martín en begeleid door Juan Ramón Caro.
De dans wordt vaak uitgevoerd met abanico (waaier).
De invloedrijkste zanger van Guajiras was Pepe Marchena, die sowieso veel cantes de ida y vuelta op zijn repertoire had staan, en die vaak guajiras zong in de jaren 30 van de 20e eeuw. Hij wijzigde wel de vorm zodanig in zijn zang dat deze niet meer dansbaar was. Door de vele invloeden is er inmiddels ook een Guajiravorm “Guajiras por bulerías” ontstaan.
Guajira van Bebo Valdés en Diego el Cigala (de CD-versie vind ik mooier ivm de gitaar)