Alboreá valt onder de groep van de Soleares en daarmee in de stijlen met een compás van 12 tellen. Het is een échte zigeunerpalo. Deze wordt vrijwel uitsluitend gezongen – en gedanst – tijdens een zigeunerbruiloft. Er wordt zelfs gesteld dat het ongeluk brengt als een Alboreá gezongen wordt terwijl er géén bruiloft is, of, nog sterker, dat het ongeluk brengt zowel voor de zanger als de toehoorder als er niet-zigeuners bij zijn.…
Het gebruikte compás is vrijwel altijd dat van bulerías.
Alba, waar Alboreá van afgeleid is, betekent dageraad. De verbinding met het huwelijk lijkt dan ook het aanbreken van een nieuwe tijd te zijn, zoals de dageraad het aanbreken van een nieuwe dag aankondigt.
Op gitaar wordt een Alboreá standaard begeleid alsof het een soleá betreft.
Rafael Romero 'El Gallina' heeft er een aantal opgenomen.
Er zijn binnen de Alboreá's verschillende stijlen te onderkennen; die van Jaén, Granada, Málaga, Córdoba en bepaalde delen van de regio Extremadura. Daarnaast zijn er nog stijlen van Cádiz, Jerez de la Frontera, Utreara, Lebrija en Ecija.
De Alboreá wordt bij voorkeur begeleid op gitaar en met palmas. De dans wordt uitgevoerd zonder voetenwerk en met kleine pasjes.
In de bekende film "Bodas de Sangre" uit 1974 is een Alboreá opgenomen.