1 februari 2015:
Afgelopen week meldde ik al dat Paco Lira, oprichter van La Cuadra en oprichter en eigenaar van La Carbonería, het bekende flamencolokaal in Sevilla, overleden was.
Terwijl Eric Vaarzon Morel met zijn tournee “De waterdrager / El Aguador” de Nederlandse theaters aandeed en steeds sprak over de man die hem bijgestaan had in zijn Sevillaanse tijd, bleek achteraf dat die een doodstrijd aan het leveren was. Op Eric’s nieuwe album zijn drie nummers aan Paco Lira opgedragen, nl. “Lira”, “Feduchy” en “Caña”.
La Carbonaría is een verbouwde kolenschuur en Eric werd bij zijn aankomst in Sevilla opgenomen in het gezin Lira dat op de bovenverdieping woonde. Paco Lira werd zijn tweede vader.
Paco Lira (Inma Serrano)
Paco zelf speelde geen instrument en kon geen flamenco zingen, maar wist alles van flamenco vanaf het moment dat de burgeroorlog losbrak (1936) in Spanje. Verder stopte hij al het geld dat hij verdiende in La Carbonería én in armlastige artiesten die aan zijn deur klopten.
Hij was een redelijk teruggetrokken man, rustig en altijd een goed luisterend oor voor anderen. Hij speelde voor al die artiesten die hij een eerste rustplaats kon geven op de bovenverdieping van La Carbonería in Sevilla een belangrijke rol sinds de jaren 50, een eerste stop, iemand die je hielp. Hij verborg nooit zijn belangstelling voor flamenco, m.n. voor zigeunerartiesten die hij ook allemaal goed kende ongeacht van welke familie of uit welke plaats ze kwamen. Allemaal, waaronder bijv. Camarón en Mario Escudero, kwamen ze bij hem langs als ze in Sevilla waren en hij was belangrijk voor artiesten als Lole y Manuel en Cabrero. Er wordt zelfs gezegd in Sevilla dat de man doorslaggevend was bij de start van de Bienal de Flamenco de Sevilla.
Op zijn 27e levensjaar begon hij een soort van herberg, La Cuadra, in een melkveehouderij. Hij hielp ook mensen als Salvador Távora die als theatermaker bekend werd dankzij Lira. Hij hielp hem bij het maken van het stuk “Quejío” en Távora nam als naam voor zijn groep “La Cuadra” omdat die door de gemeente gesloten werd, een lot wat later La Carbonería ook overkwam.
In 1978 redde Paco de laatste Sevilliaanse kolenschuur van de sloop en vormde het tot een ontmoetingsplek voor vele artiesten en kunstenaars. Pisco en Sergio, twee zonen – van de 8 kinderen waar het gezin uit bestond – van Francisco (Paco) Lira, zullen zijn erfenis verder beheren en La Carbonería openhouden.
De man die op 10 jarige leeftijd van de lagere school af ging en in 1999 van de universiteit van Sevilla een eerbetoon ontving is niet meer, anders dan in de herinnering van de velen die hem kenden als de hulpvaardige, genereuze man en kunstliefhebber die hij was.