Manuel Soler was zowel danser als percussionist. Bovenal echter danser.
Op zijn negende jaar begon hij aan zijn dansopleiding bij Adelita Domingo.
In 1955 debuteerde hij in het “Galas Juveniles” in het Teatro San Fernando.
Het daaropvolgende jaar werd hij opgenomen in de danscompanie van Manuela Vargas en vanaf dat moment kreeg hij een (inter)nationale danscarrière.
In 1960 op zijn 17e jaar vormde hij zijn eigen groep. In de jaren 60 en 70 trad hij vaak buiten Spanje op, m.n. in Mexico.
In 1979 begon hij te dansen in het Madrileense tablao “Los Canasteros” waar hij ook aan zijn persoonlijke stijl werkte en ontwikkelde. Hij werkte er met mensen samen als Enrique Morente en Diego Carrasco. Hij danste voor president Johnson van de USA, en in tablaos als Corral de Pacheca, La Venta de Gata en Torres Bermejas in Madrid.
Zijn carrière kreeg een boost toen hij deel uitmaakte van het eerste sextet van Paco de Lucía. In 1994 was hij op tournee met Paco de Lucía in Costa Rica toen hij een aanval van angina pectoris kreeg. Hij moest gelijk met alles stoppen. Hij keerde terug naar Spanje om medische hulp te krijgen en hem werd te verstaan gegeven dat hij niet meer mocht dansen. Reeds rond 1980, er was destijds weinig werk voor dansers, had hij zichzelf al percussie aangeleerd. Hij ging snel vooruit en kon goed gebruik maken van de “compás-ervaring” die hij verkregen had bij het dansen. In de beginjaren was er nogal wat kritiek op al die nieuwe, m.n. percussie, invloeden. Volgens Manuel was dat echter onterecht; er was altijd al percussie geweest. De zang werd immers begeleid door het tikken op een tafel, door palmas, er werd gebruik gemaakt van castagnetten, een bastón en niet te vergeten: het voetenwerk van de dansers was percussie. Dus hij had niet veel op met die kritiek.
Manolo Soler in het sextet van Paco de Lucía
Nadat hij dus terugkeerde naar Sevilla startte hij met het leren van gitaarspelen maar vooral met het oppakken van het bespelen van de cajón. Als cajónspeler keerde hij vervolgens ook weer terug op het podium. In 1996 bouwde hij een voorstelling rond percussie (twee cajones) “Por aquí te quiero ver”; het was een verrassing voor velen en werd een doorslaand succes.
Tijdens de Bienal van 2002 ontving hij de prijs – Giraldillo - als de beste begeleider.
Hij heeft veel artiesten begeleid, naast een decennium bij Paco de Lucía, ook bij Antonio Ruíz, Manuela Vargas, Juana Amaya, María Pagés, Israel Galván, Manolete, Lola Flores, Farruco, Matilde Coral, Camarón de la Isla, Manolo Sanlúcar en Enrique Morente etc. Hij is ook als danser te zien in een aflevering van de historische serie “Rito y Geografía del Baile”. In de laatste jaren voor zijn overlijden was hij een veelgevraagd percussie- en compás docent.
Hij was – zoals bekend – niet de eerste die de cajón binnen flamenco introduceerde maar hij heeft er wel voor gezorgd dat dit instrument binnen flamenco populair- en geaccepteerd werd.