Antonio, alleen zijn voornaam was in het verleden voldoende om te weten over wie het ging, is waarschijnlijk de meest invloedrijke mannelijke danser binnen de Spaanse dans en flamenco geweest. Antonio was het zesde kind, ongewenst, uit een arm gezin dat diep getekend werd door het alcoholisme van de vader. Hij leerde op zijn zesde jaar flamenco van “Realito” waarbij er veel aandacht besteed werd aan het dansen met castagnetten.
Hij leerde Spaanse dans bij Ángel Pericet. Hij viel op in de lessen en een jaar later werd hij gekoppeld aan een vergelijkbare danseres, die later bekend zou worden onder de naam Rosario (Florencia Pérez Padilla).
In 1928 trad hij voor het eerst professioneel op in Sevilla in het “Teatro Duque de Sevilla”, vervolgens trad hij tijdens de Internationale Tentoonstelling in Luik (B) op.
In 1929 trad hij op tijdens de EXPO in Sevilla.
In oktober 1936 trad hij samen met Rosario op in Zuid-Frankrijk. Toen ze hoorden van het begin van de Burgeroorlog besloten ze om niet terug te keren naar Spanje, maar namen ze in februari 1937 de boot naar Argentinië. Van daaruit ondernamen ze met de companie van Carmen Amaya een toer door Zuid-Amerika.
Zijn eerste voorstelling daar was in 1937, in het “Teatro Maravillas” in Buenos Aires, met “Las maravillas del Maravillas”. Vervolgens gingen ze nog door in een eigen kleinere companie.
Na enige tijd vertrok hij naar New York waar hij herenigd werd met zijn moeder en zus.
Gedurende 22 jaar, tot 1952, was hij danspartner van Rosario.
In 1953 startte hij zijn eigen companie waarin o.a. de beroemde zanger Antonio Mairena zong, maar ook iemand als Sernita de Jerez of Chano Lobato.
Als choreograaf debuteerde hij met een voorstelling in Carnegie Hall in New York met de uitvoering van een stuk van Albéniz, “Corpus Christi en Sevilla”.
Nadat hij met zijn companie getoerd had in de Verenigde Staten en Centraal Amerika besloot hij in 1949 om naar Spanje terug te keren. Al snel werd hij erg bekend in Europa en werkte met alle bekende dansers en choreografen.
Hij heeft in zijn leven een aantal onderscheidingen gekregen, zoals de “Cruz de Isabel la Católica” en de gouden medaille “de Bellas Artes” van de Franse overheid.
Hij wordt gezien als degene die voor het eerst Martinete danste. Hij voerde die uit in de legendarische film uit 1953 “Duende y Misterio del Flamenco” midden voor de beroemde mooie brug van Ronda..
Zijn choreografie “Farruca del Molinero" uit de voorstelling "Sombrero de Tres Picos" is een klassieker.
Binnen de stijl die hij voor zichzelf ontwikkeld had combineerde hij Spaanse dans, klassiek, folklore en flamenco.
Hij groeide uit tot een ongeëvenaard genie toen hij voorstellingen ging uitvoeren samen met Rosita Segovia als eerste danseres zoals, Padre Soler´s “Suite de sonatas”, Matilde Salvador´s “El segoviano esquivo” en Manuel Falla´s “El amor brujo”.
In 1957 schreef hij geschiedenis toen hij een voorstelling bracht in de Opera van Wenen.
Antonio danst martinete
In 1962 kwamen Antonio en Rosario weer bij elkaar. Ze regen ze nog vele successen aan elkaar waarbij Antonio gepresenteerd werd als gastartiest in zijn ballet.
Vanaf 1978 begon hij aan zijn afscheidstournee die in 1979, zijn gouden dansjubileumjaar, afgesloten werd met een voorstelling in Sapporo in Japan.
Antonio in "la Suite de Sonatas del Padre Soler"
In 1979 stopte hij met dansen en in 1981verving hij Antonio Gades als artistiek directeur van het Ballet Nacional. Het liep echter niet naar wens en deze samenwerking eindigde met het ontslag voor Antonio.
Hij werd vervolgens zwaar ziek en als gevolg daarvan kwam hij in een rolstoel terecht waarin hij bleef zitten tot aan zijn overlijden in 1996.