Eduardo Serrano Iglesias, Güito, begon met dansen op zijn 4e jaar. In die jaren waren films populair waarin folkloristische dans getoond werd. Dat trok zijn aandacht. Hij wilde ook iets dergelijks leren en nam flamencodanslessen bij Antonio Marín Delgado tot zijn 14e. Hij werd daar eerst zijn leerling en vervolgens zijn assistent. Antonio Marín miste één been en leerde zijn leerlingen het / de dansen aan via zijn dochter. In Güito's familie bijvoorbeeld waren er geen dansers, dus het was echt zijn persoonlijke interesse die hiertoe leidde.
Pilar López vroeg Güito, na zijn auditie daartoe, om te komen dansen in haar companie. Op die manier startte zijn professionele loopbaan als flamencodanser.
Hij danste niet alleen maar zong ook af en toe bulerias. De recensenten in Madrid e.o. hielden er niet van; ze namen hem te serieus als danser om waardering te kunnen opbrengen voor zijn zang, maar er zijn opnames bekend waarop Güito zingt, en dat doet hij niet onverdienstelijk!
Zijn bijnaam / artiestennaam dankt hij aan zijn zus. Zij scheelden maar twee jaar met elkaar en zijn zus was erg lichtblond. Zij riep vaker tegen haar moeder dat Eduardo zo zwart (negrito). Haar moeder beaamde dat dan en riep hem steeds vaker met de verbasterde uitspraak daarvan; i.p.v. "Negrito" werd het dus “Güito”; anderen namen dat over en zo ontstond zijn artiestennaam.
Hij danste dus in de companie van Pilar Lopez waar ook dansers als Farruco, Mario Maya en Curro Velez deel van uit maakten; hij leerde veel van hen en kopieerde hetgeen hij gezien had, uiteraard met een persoonlijke noot eraan toegevoegd leidende tot zijn eigen stijl.
Al op zijn 16e ontving hij een grote Parijse dansprijs; de Sarah Bernhardt als beste danser van het jaar 1959; een van zijn concurrenten was destijds Rudolf Nureyev...
Hij verliet op enig moment de companie van Pilar López en begon op te treden in tablaos. Hij danste o.a. in het tablao “Torres Bermejas”. Daar dansten ook Mario Maya en Carmen Mora (de vrouw van Mario Maya) met wie hij later het “Trio Madrid” vormde. Pansequito en Camarón zongen destijds voor zang. Er was veel werk voor dansers. Er waren 11 tablaos in Madrid en ook in diverse andere nachtclubs huurde men flamencoartiesten in voor het vermaak van de gasten.
Hij werkte veel met Manuela Vargas en begon vervolgens zijn eigen groep; die bestond meer dan 15 jaar. Hij toerde hier vooral ook buiten Spanje mee. Hij nodigde artiesten uit om deel te nemen als gastartiest. Zo nodigde hij Sara Baras uit om mee te dansen, en ná díe toer brak Sara Baras pas echt door.
In die tijd werkten ze uiteraard voor het geld. Maar eigenlijk alleen om dat geld weer uit te geven aan het volgende feestje…
De tijd van de flamencofestivals brak aan in Andalucía; er waren op enig moment meer dan 100 festivals in het zomerseizoen in Andalucía.
Guito (Ana Palma)
En die duurden vaak van 22:00 uur tot 07:00 uur de volgende dag; veel te lang dus om het publiek te blijven boeien.
Dat is trouwens volgens Güito momenteel nog steeds het geval; teveel artiesten worden in het programma gestopt, waardoor toeschouwers op enig moment naar de bar beginnen te lopen en drank te bestellen, met gaat met elkaar praten, wat ertoe leidt dat het lijkt alsof er weinig respect meer is voor het optreden van de artiest. Een flamenco-optreden zou niet meer dan 2 uur moeten duren; dan blijft iedereen geïnteresseerd.
In zijn eigen groep kwamen en gingen dansers die later beroemd werden. Ze begonnen les bij hem te nemen en eindigden uiteindelijk in zijn eigen groep op het podium; Beatriz Martín, Belén Fernandez, Belén Maya, Domingo Ortega, Alfonso Losa, etc. en in de afgelopen tijd nog Mari Paz Lucena. Güito is vooral bekend voor zijn Soleá, hoewel hij uiteraard ook ander dansen op zijn repertoire heeft staan. Hij heeft trouwens ook klassiek spaans gedaan. Momenteel mist hij de kwaliteit binnen de tablaos.
Er zijn eigenlijk maar twee plekken waar hij graag komt: Las Carboneras en Casa Patas.
Güito danst in het tablao "Villa Rosa". Zang; José Mercé en Gómez de Jerez
Overzicht van de optredens die ik live meegemaakt heb van Güito: