|
Juana la Macarrona
Artiestennaam: |
Juana La Macarrona |
Eigenlijke naam: |
Juana Vargas de las Heras |
Geboren: |
Op 3 mei 1870 in Jerez de la Frontera (Calle Nueva) |
Overleden: |
Op 12 april 1947 in Sevilla (Alameda de Hércules, 36) |

Juana La Macarrona
Op haar 7e jaar begon Juana in Jerez de la Frontera op straat te dansen, begeleid door haar moeder (Ramona de las Heras) die zong en haar vader (Juan de Vargas, zoon van een flamenco-zanger) die gitaar speelde. Ze was afkomstig uit een familie met een lange flamencotraditie.

Fabian Castro en
Juana "La Macarrona" |
In vorige generaties zaten bijv. Josefa Vargas, een flamencodanseres en artiesten als Tío Juan Macarrón en Tío Vicente Macarrón, waar ze haar artiestennaam aan ontleende. De naam Macarrón kan teruggevoerd worden op een betekenis die het ooit had als een (overdreven) vorm van aandacht voor het eigen uiterlijk; een dandy, dus.
Op haar 8e jaar werd ze gecontracteerd om te gaan dansen in het Café Cantante “La Escalerilla” in Sevilla. Ze verzuchtte dat ze op straat méér geld verdiende. Tijdens een van haar optredens werd ze gezien door Fernando Ortega el Mezcle en hij huurde haar in voor zijn café cantante “Café de las Siete Revueltas” in Malaga, waar ze gedurende 2 jaar bleef dansen. Vervolgens vertrok ze naar Barcelona om daar als danseres haar brood te verdienen.
Op haar 16e keerde ze terug naar Sevilla. De eerste plek waar ze ingehuurd werd was het beroemde café cantante “Café de Silverio” en vervolgens ging ze daarna werken bij de concurrent “Café del Burrero”. |
Deze successen leidden tot een contract in Madrid waar ze ging werken in Café Romero in Calle Atocha. Na afloop van haar Madrileense tijd ging ze weer terug naar Sevilla en werkte weer in “Café del Burrero”, een plek die inmiddels een wereldberoemde status had gekregen.
In 1889 vertrok ze naar Parijs om te dansen. Inmiddels was ze de meest beroemde danseres in de café cantantes.
Ze werkte vervolgens 15 jaar lang in het Café Novedades in Sevilla.
Ook ná haar 60ste bleef ze dansen, deels omdat ze alleen op die manier de armoede waarin ze na een inbraak terecht was gekomen te verdrijven.
In 1922 nam ze deel aan de voorstelling “Ases del arte Flamenco” waarin ze optrad samen met bijv. Faíco, El Estampio en Ramón Montoya.
Ook in 1922 was ze jurylid tijdens het fameuze “Concurso de Cante Jondo” dat in Granada gehouden werd, georganiseerd o.a. door Federico García Lorca. Over haar uiterlijk werd ooit gezegd dat haar figuur zó mooi was, dat het lelijke gezicht daardoor naar de achtergrond verdrongen werd.
Ze bleef gedurende haar leven werken, zo lang het kon; en dat ging natuurlijk steeds minder goed.
In 1926 toerde ze mee met de flamenco-operashow van Vedrines. Ze deed nog aan de show van La Argentinita “las calles de Cádiz” mee in de jaren 1933 tot 1935. Na afloop van de burgeroorlog trad ze nog op in een voorstelling met Concha Piquer.
|
 La Macarrona |
In de laatste jaren van haar leven gaf ze les om op die manier de armoede waarin ze terechtgekomen was te bestrijden.
Op haar 77e jaar overleed ze op 12 april 1947 in Sevilla, in Alameda de Hércules, nr. 36, redelijk vergeten en in de veronderstelling dat flamenco haar langste leven had gehad. Toch bleek later dat flamenco weer helemaal opbloeide en ook de gedachtenis aan Juana la Macarrona helemaal niet vergeten is. Sterker nog, in het Concurso Nacional de Córdoba is een prijs naar haar vernoemd.
|
|