Vicente Escudero was een danser, schrijver, schilder en choreograaf.
Hij leerde rond 1905 in de grotten van de Sacremonte in Granada dansen van de zigeuners waar hij ook een lange tijd bij bleef wonen.
Op zijn dertiende begon hij ook aan zijn professionele carrière.
In tegenstelling tot wat er op vele sites te lezen is, was Vicente Escudero zelf dus géén zigeuner. Omdat hij echter in zijn hele jeugd veel met zigeuners optrok, had hij zich wel zelf een zigeunermanier van dansen aangeleerd.
Hij begon in zijn vroege jeugd op straat te dansen en trad ook vanaf 1907 in café cantantes op, o.a. in Madrid in het café “La Marina”.
Daar bleef hij drie dagen: hij danste zó anders, en zonder rekening te houden met een compás, dat er een opstand ontstond bij de andere dansers en musici: het werd al snel een “hij eruit of wij eruit, maar samen gaat niet”.
Hij werd o.a. bekend met een eigen dans die hij “de treindans” noemde. Hij begon dan met een langzaam voetenwerk en voerde het tempo steeds verder op totdat het razendsnel ging. Hij had die geluiden opgepikt en omgezet in dans tijdens zijn vele reizen die hij maakte in de voetsporen van menig stierenvechter, die hij bewonderde, en waarbij hij steeds in een andere plaats ging optreden.
Hij was ook in het begin helemaal niet bekend met het dansen op bijv. gitaarbegeleiding: hij kende gewoon het compás niet. Hij was ook van mening dat dansers die uit het hoofd geleerde dansen dansten, meer dood dan levend waren: improvisatie, dát was dansen.
Hij ontmoette Antonio de Bilbao in het café cantante “Las Columnas de Bilbao”; deze werd uiteindelijk zijn leermeester.
Hij veranderde zijn “werkplek” van de café cantantes naar de in opkomst zijnde cinema’s; een soort van zaaltjes waar ze films vertoonden en na afloop live-optredens verzorgden. Hij studeerde een komische Farruca en Tanguillo in, en trad daar vaak mee op in dit soort gelegenheden.
In 1908 werd hij opgeroepen voor de vervulling van zijn militaire diensplicht, maar hij besloot om te emigreren naar Portugal om zodoende dit te ontlopen en verbleef daar gedurende een jaar.
In 1920 verhuisde hij naar Parijs en trad hij daar samen met zijn vrouw, de zigeunerin Carmita García, op in het Olympia Theatre de la Comedie, waar hij overigens ook de wedstrijd “concurso internacional de danza” won. Carmita Gracía en later ook María Márquez waren zijn danspartners én echtgenotes / muzes.
Andere dansers waarmee hij opgetreden heeft waren María de Ávila, Mariemma and Pilar López.
In 1922 trad hij op in het belangrijkste Parijse theater: het Gaveau.
In 1924 gaf hij een voorstelling in het Parijse theater Fortuny gebaseerd op de werken van Falla, Turina en Albéniz. Hij opende ook in Parijs tijdelijk een Spaanse Dansschool en die kreeg gelijk veel aanloop van nieuwe studenten. Raar eigenlijk, want hij haatte dansscholen en vond dat als iemand een dans instudeerde van een ander, dat er dan sprake was van diefstal.
Vicente’s carrière kreeg vooral een push toen hij Antonia Mercé “La Argentina” ontmoette; zij trainde en begeleidde hem. In 1925 trad hij samen met haar op in de voorstelling “El Amor Brujo”. Vervolgens toerde hij gedurende tien jaar door Europa.
In 1931 nam hij zeer succesvol deel aan de homenaje die georganiseerd werd voor de bailarina Ana Pawlova in Londen.
In 1932 trad hij voor het eerst op in de U.S.A.
Hij was ook een zeer omstreden danser; hij gaf niks om de flamencodanstraditie en had weinig kennis van flamencoritmes (ooit bekende hij dat hij geen palmas zou kunnen doen bij een flamencovoorstellng). Maar hij maakte veel goed, omdat hij een natuurlijk danser was die bekend stond om zijn nuchterheid en soberheid.
Hij was de eerste die in 1940 seguiriyas danste; dat werd hem in het begin vooral door zigeuners kwalijk genomen, omdat deze dans te heilig was om op te dansen.
In 1941 werd hij onderscheiden door de stad Valladolid met de gouden medaille van de stad.
Hij schreef twee boeken; “Mi baile” in 1947 en “Pintura que baila” in 1950.
Hij was vriend van o.a. Joan Miró. Als schilder tekende hij diverse werken van zijn dansen. Een aantal daarvan zijn terug te zien in het Museo del baile flamenco in Sevilla.
Standbeeld van Vicente Escudero
in Valladolid
Hij maakte én verscheen ook in enkele films, zowel in Spanje als in films vanuit Hollywood, zoals “Castilla en Fuego” (deze film kreeg een eervolle vermelding tijdens het Festival van Cann in 1961) en “Con el viento Solano”. In 1966 speelde hij in de film “With the East wind”.
Zijn echtgenote, Carmita Gracía, kwam in 1963 na een relatie van 40 jaar te overlijden. Vervolgens kreeg hij een relatie met María Márquez.
In 1963 presenteerde hij een opname waarop hij 4 nummers zong; "Antología selecta de cante flamenco".
Standbeeld van Escudero als kind
In 1964 trad hij in Madrid en Barcelona op met María Márquez, begeleid op gitaar door Andrés Batista en met als zanger Jarrito.
In 1965 trad hij op in het tablao flamenco “La Cuevas” in Madrid.
In 1969 danste hij zijn laatste voorstelling in Madrid in het Teatro Monumental en verhuisde vervolgens naar Barcelona, waar hij aan de Plaza Real ging wonen.
In 1977 werd een homenaje georganiseerd voor hem. Daaraan deden o.a. Sara Lezana, Luisillo, de companie de Baile Español van Antonio Gades,Pilar López, Rosa Durán, Mariemma en Rosariomee.
In december 1980 overleed hij in zijn woonplaats. Zijn meest trouwe leerling en degene die zijn stijl het meest in ere hield was Antonio Gades.
Zijn arrogantie en zijn “het interesseert me niet wat jullie ervan denken”-houding maakte hem ongeliefd bij zijn collega-artiesten, maar het grote publiek zag hem graag; van “compás”hadden zij toch al nooit gehoord..
In zijn geboortestad, Valladolid, draagt een straat zijn naam in de barrio San Juan; Calle del bailarín Vicente Escudero. Ook is er een centrum dat zijn naam draagt. Er zijn daarnaast twee beelden van hem geplaatst; eentje in “El Campo Grande” met de naam “Baile”, gemaakt door Belén Gonzáles Díaz uit Valladolid, onthuld in 1995 en de ander een beeld op het Plaza de San Juan dat Escudero voorstelt als kind.
DVD's waarop Vicente Escudero te zien is:
"Rito y geografia del baile vol. 4"
"El Fuego Originario - El baile vol. 6, Flamenco en los archivos de RTVE"
"Tradiciones y Renovaciones vol. 8, Flamenco en los archivos de RTVE"