|
Javier Molina
Artiestennaam: |
Javier Molina |
Eigenlijke naam: |
Javier Molina Cundí |
Geboren: |
4 mei 1868 in Jerez de la Frontera |
Overleden: |
26 juni 1956 in Jerez de la Frontera |
Javier Molina Cundí werd in een van de twee zigeunerwijken, Santiago, van Jerez de la Frontera geboren in de straat “Nuestra Señora de la Merced” op nr. 24. Hij groeide op in Jerez en overleed daar uiteindelijk ook in de barrio San Pedro.

Javier Molina begeleidt Antonio Chacón
Op zijn 7e jaar begon hij gitaar te spelen. Hij had nooit les van een gitaardocent, maar er werden hem wel enkele dingen uitgelegd door een vriend (en flamencoaficionao) van zijn broer.
Op zijn 8e jaar startte hij met het begeleiden van een blinde violist in Jerez. Hij trad met hem dagelijks op in een klein poppentheatertje, eigendom van de violist, op de Alameda Vieja en verdiende daar dagelijks aan het einde van de middag 2 pesetas.
Tegen de tijd dat hij 12 jaar oud was gaf hij al gitaarlessen. Met zijn broer, een flamencodanser, trad hij op tijdens juergas.

Javier Molina |
Nadat hij een tijd gewerkt had in een café cantante begon hij op zijn 17e jaar in 1885 aan een rondtour door Andalucía samen met zijn broer een een jonge zanger; Antonio Chacón. Na enige tijd verliet Chacón het groepje, maar ze zouden elkaar nog op vele plekker tegenkomen en samen spelen in café cantantes in Sevilla, Madrid en Málaga.
Na diverse omzwervingen keerde hij terug naar Sevilla en trad vervolgens in de daaropvolgende 20 jaar op in Tablaos in de provincies Sevilla, Cádiz, in Extremadura en in Madrid, waar hij vrijwel alle bekende zangers van die tijd begeleidde. M.n. in “el Café del Burrero” en in “el Café de Silverio” was hij veelvuldig. Naast de eerder genoemde Chacón en Torre begeleidde hij ook (tijdens een twee jaar durende tour samen met Estampío en Cojo de Málaga) la Niña de los Peines, Manolo Caracol (o.a. bij diens debuut in Madrid in het theater “del Centro” in Calle Atocha), Tomás el Nitri, Juan Breva, Fosforito en Lola Flores tijdens haar eerste pubieke optredens. |
Hij werkte ook samen met de legendarische gitarist Patiño, Ramón Montoya, Paco el Barbero, Niño Ricardo en Paco Lucena en beïnvloedde zelf volgers als bijv. Diego de Gastor.
Na afloop van de burgeroorlog gaf hij de rest van zijn leven gitaarlessen in Jerez de la Frontera, waar o.a. de gebroeders Morao (Manuel en Juan), Isidro Sanlúcra en Rafael del Águila les van hem namen. Zij gaven op hun beurt later weer de opgedane kennis door aan gitaristen als Paco Cepero, Parrilla de Jerez, Pedro en Antonio Jero, Fernando Moreno en Gerardo Núñez. Behalve flamencogitaar speelde hij ook klassiek.
In optredens combineerde hij veelal flamenco, klassiek en zijn eigen interpretatie van de op dat moment populaire liedjes.
Hij stond vooral bekend om het geweldige gebruik van zijn linkerhand. Hoewel de ter beschikking staande techniek hem niet hoefde te hinderen, nam hij toch maar slechts 2 soleás en 2 siguiriyas op, gezongen door Manuel Torre.
Zijn bijnaam was “de gitaartovenaar” (el brujo de la guitarra).
|
|