Vervolgens stapte hij een jaar later over naar Manolo Carmona in Los Palacios (dorp ten zuiden van Sevilla) waar hij ook enkele vormen aanleerde. Toch was hij vooral bezig door goed te luisteren en na te spelen, zichzelf naar een hoger niveau te tillen.
Hij ziet zich zelf tot op de dag van vandaag dan ook meer als een autodidact.
Op zijn 11e jaar ontmoette hij Isidro Sanlúcar, de vader van Manolo Sanlúcar. Deze hoorde hem spelen en nam hem mee om Niño de Pura te laten horen aan zijn zoon (Manolo Sanlúcar, dus). Manolo bood hem aan hem lessen te geven, maar dan moest hij aan zijn vader kleren vragen en de hele zomer in het huis van Manolo Sanlúcar verblijven. Vader en zoon stemden in en dus trok Niño de Pura gedurende enkele zomermaanden bij Manolo Sanlúcar in huis.
Hij heeft daar erg veel techniek geleerd, en niet zozeer de diverse palos. “Niño de Pura” begon vervolgens als tweede gitarist - als dansbegeleider – te spelen bij zijn ruim 3 jaar oudere broer, de danserJosé Joaquín Navarro.
In korte tijd ontwikkelde hij zich erg snel en in 1979 deed hij mee aan zijn eerste wedstrijd en won daar de tweede prijs “Nacional de la Cátedra de Flamencología de Jerez” (enkele jaren later zou hij terugkomen en de eerste prijs meenemen).
Tussen 1980 en 1984 stortte hij zich volledig op het bestuderen en ontwikkelen / toepassen van zijn nieuwe gitaarkennis.
Niño de Pura speelt tijdens het Flamencofestival de la Guitarra in Córdoba
In augustus 1984 vond zijn doorbraak als sologitarist plaats als hij de prijs “Premio Jóvenes Intérpretes de Guitarra Flamenca de la III Bienal de Arte Flamenco de Sevilla“ wint. Een hele mond vol, maar het werd gezien als een erkenning als jong talent.
Hij werd ook een van de gitaristen die de meeste prijzen in wedstrijden won; hij won o.a. de “Cátedra de Flamencología de Jerez” (december 1984), tijdens het Festival Cante de las Minas in La Unión (Murcia) won hij in februari 1985 de belangrijkste gitaarprijs, de “Bordón Minero” en tijdens de 6e Bienal de Flamenco de Sevilla in 1990 won hij de “Giraldillo del Toque”. Met het winnen van deze laatstgenoemde prijs was zijn ultieme (prijzen-)doel bereikt; hij had alle belangrijke prijzen die er te winnen zijn, gewonnen en hij beëindigde zijn verdere deelnames aan wedstrijden. Midden jaren 80 toerde hij rond in Zuid-Amerika en begin jaren ’90 met de show “Estrellas de la Bienal” in Japan.
In 1986 nam hij zijn eerste album op “Capricho de bohemia”; het werd maar in een zeer beperkte oplage gedistribueerd.
In 1988 en 1989 was hij de “officiële” begeleidingsgitarist van de dan beroemde zanger “Juan Valderrama”.
In 1991 volgde zijn tweede album “Caliente”. Hij werd al snel opgezocht door platenmaatschappijen om als componist en arrangeur voor anderen op te treden.
In 1993 componeerde hij “Mas alla de la Luz”: een stuk voor sologitaar en kamerorkest. Het ging in première in het prachtige “Real Alcazares” in Sevilla waar hij samen speelde met het Symfonisch kamerorkest van Sevilla, oftewel “la Orquesta de Cámara de la Sinfónica de Sevilla”.
Hij maakte de CD’s “Acero frío” (1997) en “Orso Romí” (2001) voor Aurora Vargas en ”A mí bahía” (2001) voor Pansequito.
Zijn vierde album “Pozo y caudal” verscheen in 2002. In dit album liet hij zich o.a. bijstaan door gastartiesten als Carles Benavent, Tino di Geraldo, La Macanita en Rafael de Utrera.
Hij componeerde een deel van “El perro Andaluz” voor de “Compañía Andaluza de Danza” die op dat moment onder leiding stond van María Pagés.
In 1998 componeerde hij de muziek voor de voorstelling “Sansueña” door de companie van zijn broer José Joaquin.
Samen met Manolo Franco presenteerde hij de voorstelling “Compadres” tijdens de 10e Bienal de Flamenco de Sevilla in 1998 en met veel succes. Tijdens diezelfde Bienal werd hij ook gevraagd een masterclass te geven voor concertgitaristen; hiermee verwierf hij veel erkenning in de pers voor zijn kwaliteiten en kennis van zaken. Daarnaast kreeg hij als gevolg daarvan uitnodigingen van de “Fundación de Arte Flamenco Cristina Heeren” en van “la Escuela de Música Joaquín Turina” om een leerstoel te bezetten.
Niño de Pura
In 1999 trad hij op een een voorstelling van 4 gitaristen, “Guitarra amiga” genaamd, samen met Manolo Franco, Pedro Sierra en Miguel Ángel Cortés.
In 2001 trad hij in Nederland op in het Concertgebouw in Amsterdam met zijn voorstelling “Todo Corazon”.