Paco de Lucía wordt algemeen gezien als de beste flamencogitarist van deze tijd, en in ieder geval de meest invloedrijke. Vele artiesten, gevraagd naar de beste flamencogitarist, antwoorden: “afgezien van Paco is dat…”. M.a.w.: Paco is boven alle twijfel verheven en wordt algemeen gezien de nr. 1.
Hij wordt ook erkend voor de moderne invloeden die hij in flamenco geïntroduceerd heeft zoals de inbreng van Jazzinvloeden en het gebruik van de cajón (voor het eerst gebruikt in zijn sextet tijdens een toer door Zuid-Amerika en hij gebruikte de cajón voor het eerst op een CD) en de inbreng van een elektrische basgitaar.
Hij werd geboren in Algeciras (Cádiz) in de wijk “Mestizo de la Bajadilla“, in Calle San Francisco 8, op 21 december 1947 als jongste in een gezin van 5 kinderen; 4 jongens en een meisje (op volgorde van ouderdom: María Luísa, Ramón, Antonio jr, Pepe en Paco).
Paco de Lucía
In Algeciras staat inmiddels ter zijne ere ook een standbeeld van hem, gitaarspelend.
Bij flamencobijeenkomsten in hun huis stond Paco steeds enigszins op de achtergrond mee te luisteren en tegen de tijd dat hij zelf de gitaar oppakte was hij al op de hoogte van alle ritmes en de “flamencotaal”.
Op zijn 5e jaar verhuisden de familie naar Calle Barcelona in Algeciras; ze moesten daar de mooie ruimte missen waar juergas en repetities konden plaatsvinden.
Op zijn 11e jaar speelde hij tijdens een radioprogramma van Radio Algeciras, wat zijn eerste publieke optreden was.
Zijn uiteindelijke artiestennaam is een eerbetoon aan zijn moeder: Lucía Gomez, afkomstig uit Portugal.
In het begin van zijn carrière noemden men hem "Niño de Lucía" en vervolgens noemde hij zich “Paco de Algeciras” en is bekend geworden onder de naam "Paco de Lucía".
Hij werd het meest beïnvloed door zijn docent, Niño Ricardo (een zeer goede vriend van zijn vader), zijn inmiddels overleden broer, Ramón de Algeciras, zijn vader, Antonio Pecino Sánchez “Antonio de Algeciras” die dagwerker (verkocht stoffen) was en ’s avonds gitaar of mandoline speelde om geld bij te verdienen, en Sabícas. Van zijn vijfde tot zijn twaalfde jaar kreeg hij zowel van zijn vader als van zijn oudere broer gitaarles.
Zijn vader herkende al op vroege leeftijd dat Paco een uitzonderlijk talent had en drilde hem om veel te oefenen: hij dwong hem ook daartoe.
In die tijden was er sprake van armoede en geld om Paco naar school te sturen was er gewoon niet, er moest geld verdiend worden. De jongen moest geregeld 12 uur per dag spelen en zijn vader vroeg steeds andere zangers bij hen thuis om zich door Paco te laten begeleiden, zodat deze van alles op de hoogte geraakte, alle soorten zang(ers) en alle palos.
De vader wilde eigenlijk dat allevier zijn zonen flamencogitaar leerden spelen; Ramón werd op die manier een goede begeleidingsgitarist, Pepe werd uiteindelijk flamencozanger (maar kan ook goed gitaarspelen), Antonio keerde zich van de gitaar af nadat hij de kans kreeg om - na hun verhuizing naar Madrid - als hotelmanager in een hotel in Madrid aan de slag te kunnen en de toekomst van Paco kennen we inmiddels.
Paco de Lucía
María Luisa, de enige dochter, kon erg goed zingen, maar legde er zich niet verder op toe, "gedwongen" door haar huwelijk waarbij haar man haar voor zich alleen wilde hebben; ook haar stem wilde hij niet delen met anderen (voor macho Spanjaarden is/was dat geen abnormaal gedrag overigens). Antonio "el Chaqueta" zei ooit over haar dat er maar twee zangers waren met zo'n goed ritmegevoel: María Luisa en hijzelf.. Zij werd gevraagd door Juanito Valderrama en door Pepe Marchena om opgenomen te worden in hun companie c.q. auditie daarvoor te doen, maar dat werd dus geweigerd, omdat het anders de verbreking van haar relatie zou betekenen.
In 1959 ontving Paco een speciale prijs tijdens het Certamen Flamenco in Jerez. Hij speelde daar erg goed en de organisatie vond dat ze hem daarvoor moesten eren. Echter, zoals te doen gebruikelijk in Spanje, waren alle prijzen al voor aanvang vergeven. Dat deden ze om zich ervan te verzekeren dat de grote gitaristen ook zouden komen (en dus ook een prijs kregen...). Dus verzonnen ze ter plekke een nieuwe prijs en die hebben ze hem gegeven.
Op zijn 12e jaar vormde hij, o.a. met zijn broer Pepe de Lucía (zanger), een groep; “Los Chinquitos de Algeciras”.
Na het winnen van de prijs “El Premio Internacional de Acompanamiento” tijdens een flamencofestival in mei 1962 in Jerez de la Frontera, werd hij en zijn broers ingehuurd door de “Compañía de ballet clásico-español de José Greco“ en ze toerden over de hele wereld gedurende 3 jaar. Hij was in die groep de derde gitarist naast Ricardo Modrego and Manolo Barón, en het was zijn eerste verblijf buiten Spanje. Tijdens een verblijf in een hotel, tussen twee optredens in, speelde hij op verzoek van Mario Escudero een bulerias voor de andere gitaristen en die waren redelijk in shock, zo goed vonden ze Paco spelen op zijn 15e jaar.
In 1962 besloot de familie ook om te verhuizen naar Madrid; daar waren de kansen veel beter om in flamenco ècht verder te komen en te professionaliseren. Ze gingen in een huis in Calle de la Ilustración 17 wonen. María Luísa bleef in Algeciras achter met haar echtgenoot.
Paco de Lucía speelt een bulería
Aangemoedigd door Mario Escudero en Sabicas, die hij tijdens een toer door Amerika ontmoette, startte hij met het zelf componeren van zijn eigen nummers en het ontwikkelen van zijn eigen stijl. Op enig moment speelde hij ook thuis bij Sabicas – een gitarist die een inspiratiebron voor Paco was – op diens verzoek een half uur, waarna hij de gitaar overgaf aan Sabicas die zich begon te verontschuldigen dat hij al een paar dagen niet gespeeld had en daarom een beetje stroef was; hij was als veteraan onder de indruk van de jonge Paco’s spel.
In 1964 verscheen het eerste solowerk van Paco: een single.
Paco de Lucía en Camarón
Ook in 1964 ontmoette Paco de Lucía en Camarón elkaar voor het eerst toen Camarón de opnamestudio bezocht waar Paco een LP opnam met Bambino. Bambino wilde dat Camarón iets zong voor de directeur van Columbia Records en vroeg de 16-jarige Paco de Lucía om hem te begeleiden daarbij. De directeur was totaal niet geboeid door de soleá die Camarón zong en vond het allemaal niet commercieel, niet interessant, onverkoopbaar... Maar Camarón had Paco wèl geraakt en die beloofde dat ze samen een LP zouden maken in de toekomst.
Dat dat nog 5 jaar zou duren hadden ze waarschijnlijk beiden niet verwacht. Ze ontmoetten elkaar nogmaals een jaar later tijdens een feestje in Jerez. Ze belandden samen in het huis van de familie Parilla en daar zong Camarón zo goed dat Paco er helemaal ondersteboven van was. Hij moest samen een LP met hem maken... en zo ontstond een gouden duo dat de daaropvolgende jaren furore zou gaan maken met 10 LP’s die ze samen opnamen. Daarbij is wel de "titelvoering" opmerkelijk te noemen. De eerste CD's kregen niet echt een titel mee, maar werden allemaal "Camarón de la Isla con la colaboración especial de Paco de Lucía" genoemd... In de volksmond kregen ze echter wel gewoon een titel, maar die is dus op de CD niet terug te vinden. Alleen de vierde CD werd oficieel "Canastera" genoemd; de eerste drie en de vijfde dus niet. Vanaf de zesde CD kregen ze wel hun eigen titel.De samenwerking werd ook gestimuleerd door Paco’s vader.
Zijn eerste LP-opname, “Dos guitarras flamencas” in 1965, nam hij samen op met zijn broer, Ramón de Algeciras, en de Madrileense gitarist Ricardo Modrego die ook in de companie van José Greco speelde. Hij nam vervolgens nog twee LP’s op samen met Modrego: “Dos guitarras flamencas en stereo” en “Doce canciones de Federico García Lorca para guitarra”.
Met de LP “La Fabulosa Guitarra de Paco de Lucia”, zijn eerste solowerk en uitgebracht in 1967, begon hij met het ontwikkelen van zijn eigen stijl en liet de invloed van bijv. Escudero steeds meer los en bij de LP “Fantasia Flamenca” opgenomen in 1969 had hij zijn eigen stijl te pakken. In die tijd trok hij ook rond in een groep samen met artiesten als Camarón, El Lebrijano, Farruco, Paco el Cepero, etc. en hij bleef uiteindelijk bij heen gedurende 7 jaar.
De shows waren geïmproviseerd en hij kreeg de kans om solo op te treden.
In 1970 was hij inmiddels zo beroemd dat hij gevraagd werd om te spelen tijdens een internationaal festival in Barcelona ter ere van de tweehonderdste overlijdensdatum van Beethoven. Verder had hij ook de soundtrack gemaakt van de films “Carmen”, “La Sabina” en “Montoyas y Tarantos”.
Zijn vader, inmiddels zijn producer geworden, liet hem samenspelen met vele cantaores tijdens hun plaatopnames, zoals Lebrijano, Fosforito en bijv. El Sevillano. Sinds die tijd speelt hij steeds op dezelfde gitaar: een Esteso Conde Hermanos.
Paco de Lucía met het nummer "entre dos aguas"
Zijn eigen stijl werd nog duidelijker in albums als “El Duende Flamenco” (1972), “Fuente Y Caudal” (1973) en “Almoraima” (1976) dat als een meesterwerk werd gezien door velen. Op de opname "Fuente y Caudal" uit 1973 staat de commerciële – en door flamencopuristen verguisde - hit “Entre Dos Aguas” die het 20 weken in de Spaanse hitparade volhield. Dat was een compleet onverwacht succes van dat nummer. Paco had het erop gezet als een soort van "plekopvuller" en had er ook nauwelijks opnametijd aan besteed. En dan dat succes...
Paco werd ook bekritiseerd door flamencopuristen voor zijn uitstapjes naar andere muziekstijlen, vooral in Jazz, m.n. de samenwerking met artiesten als pianist Chick Corea en gitaristen als John McLaughlin en Larry Coryell die vanaf 1981 vervangen werd door Al DiMeola, waar hij in 1977 de LP “Elegant Gypsy” mee opnam.
Vanaf 1979 vormde hij met DiMeola en McLaughlin het “The Guitar Trio”. Een gezamenlijke tour door Europa is nog terug te zien in de DVD die naar aanleiding van deze tour gemaakt werd: “Meeting of the Spirits”.
The guitar Trio
De resultaten van deze samenwerking werd verder op LP’s vastgelegd als “Castro Marin” (1979), “Friday Night in San Francisco” (1981), waarvan er meer dan een miljoen verkocht werden en “Passion Grace and Fire” (1982). Hij werd hierdoor bij een veel breder publiek bekend. Ertussendoor bracht hij “Paco de Lucia Interpreta a Manuel de Falla” (1980) uit, een eerbetoon aan de klassieke componist die een bewonderaar was van flamencomuziek, en, in 1981, “Solo Quiero Caminar”.
Met zijn sextet creëerde Paco het concept van de huidige flamencogroepen. Hij vormde een groep oorspronkelijk samen met zijn broers Ramón en Pepe, Jorge Pardo, Carles Benavent en Rubem Dantas. Later kwam daar als danser Manuel Soler bij en nog later werd die weer vervangen door Juan Ramirez of Grilo. Trouwens wel grappig anekdote; iedereen was natuurlijk razend enthousiast als hij lid van deze groep kon worden. Echter de danser Juan Ramirez hield zich daar in het begin niet zo mee bezig en toen hij gevraagd werd door Paco om deel te nemen heeft hij daar heftig over getwijfeld; hij mocht immers maar een paar maal dansen tijdens de voorstelling….. uiteindelijk hebben mensen hem er toch van overtuigd dat het ook goed voor zijn carrière zou zijn als hij in deze groep opgenomen werd.
Hij vormde in die tijd vervolgens een flamencotrio met Juan Manuel Cañizares en zijn neef José María Bandera. Later herstelde hij het sextet weer en Cañizares werd vervangen door El Viejín, Manolo Soler werd vervangen door El Grilo, en Duquende nam de plek van Pepe de Lucía in.
Met deze groep nam hij “Luzía”op, opgedragen aan zijn moeder die vlak daarvoor overleden was. Deze CD bevat ook een rondeña die hij opdroeg aan Camarón.
Tussendoor was hij verantwoordelijk voor de soundtrack van de film "The Hit"(1984). Hij keerde naar de traditionele flamenco terug met zijn album “Siroco” (1987), maar keerde weer terug naar de fusie met het album “Zyryab” (1990).
Paco speelde zonder een goede kennis van muzieknotatie. Pas in 1991, toen hem gevraagd werd om het “Concierto de Aranjuez” te spelen verdiepte hij zich er in, maar concentreerde zich vooral op de – dicht bij flamenco liggende – ritmische juistheid in plaats van het pakken van de juiste toon. Toch zei Joaquín Rodrigo ( de - vanaf zijn derde jaar blinde - spaanse componist hiervan) dat niemand deze compositie ooit zo goed en exotisch gespeeld had. De verkoop van de CD was ook een groot succes: meer dan 100.000 in de eerste 2 maanden.
In de afgelopen jaren wijzigde de samenstelling en is eigenlijk de enige vaste waarde nog Duquende als zanger. Als tweede gitarist nam hij geregeld Juan Manuel Cañizares of El Viejín mee, maar ook bijv. Niño Josele.
In 1989 vond een incident plaats waarbij Paco de eer van flamenco hoog hield. Er was een optreden gepland in de Sevilliaanse Plaza de Toros als een soort van voorloper in de opmaat naar de EXPO in 1992. De drie grote Spaanse artiesten van dat moment zouden optreden in een voorstelling; Plácido Domingo, Julio Iglesias en Paco de Lucía. Paco wilde hier eigenlijk helemaal niet aan meedoen, want de mix van de artiesten maakte dat hij geen hoge verwachtingen van het optreden had; teveel verschillende soorten artiesten en dus ook publiek. Er werd van vele zijden toch druk uitgeoefend op hem om mee te doen en uiteindelijk stemde hij toe, ook vanwege de balachelijk hoge gage die hij ervoor zou krijgen; 5.000.000 pesetas. De dag voorafgaande aan het optreden kwam hij aan in Sevilla; hij had een paar optredens van een op dat moment bezig zijnde Franse toer afgezegd. Zijn broer belde hem vervolgens op met de vraag of hij de aankondiging gezien had in de krant "ABC"; dat had hij niet, dus kocht hij een exemplaar en zag daar de aankondiging staan... Gigagroot de namen van Julio Iglesias en Plácido Domingo en in eerste instantie kon hij zijn eigen naam niet eens terugvinden. Hij was daar zo kwaad over - naar hij later verklaarde, niet omdat hij persoonlijk "weggezet" werd, maar omdat flamenco als geheel weggeduwd werd - dat hij ter plekke besloot te vertrekken en niet aan het optreden deel te nemen en daarmee ook de gage van 5.000.000 pesetas (destijds ongeveer 50.000 dollar) achter te laten.
In 2004 bracht hij zijn CD “Cositas Buenas” uit waarmee hij de Latijnse Grammy won voor het beste Flamenco album. Hij maakte deze CD terwijl hij gedurende 2 jaar dagelijks eraan werkte vanuit een huis midden in de jungle in Yucatán. Er staat ook een bulería op “Qué venga el alba” waarin hij een oude – nooit uitgebrachte - opname van Camarón gebruikt heeft in de opname. Hij had verder bijv. Alejandro Sanz uitgenodigd om een stukje in te zingen, maar dat ging niet door omdat Alejandro erg verkouden was en zelfs daardoor niet in staat was fatsoenlijk te praten, laat staan zingen. In plaats daarvan heeft hij een stukje meegespeeld op een Cubaanse “tres”.
In 2012 won hij zijn tweede Grammy Award voor zijn CD/DVD "En vivo. Conciertos España 2010".
“Paco” staat voor kwaliteit: iedereen binnen de gitaarwereld en zeker binnen de flamencowereld heeft genoeg aan horen van deze voornaam om te weten over wie het gaat. Het feit dat hij geen zigeuner is speelt geen rol voor de kwaliteit waar hij voor staat. Het heeft wel tijdens een TV-uitzending een keer tot ophef geleid. Chiquetete en Pepe de Lucía zaten in een TV-studio voor een interview over flamenco, waarbij Chiquetete (zelf zigeuner) stelde dat je zigeuner moest zijn om flamenco goed te kunnen beoefenen; de rest was helemaal niks. Pepe reageerde vervolgens met “en mijn broer dan?” Het liep al snel uit de hand en Chiquetete haalde uit naar Pepe de Lucía, waarna er snel naar reclame overgeschakeld werd. Dat tafereel herhaalde zich enkele malen en aan het einde van het interview was Chiquetete bereid om toe te geven dat Paco een uitzondering was... Het zijn emotionele mensen, die Spanjaarden.
Paco de Lucía
Paco was eerder gehuwd geweest en had vanuit dat huwelijk 3 kinderen. Tegenwoordig is hij gehuwd met een Mexicaanse vrouw en heeft samen met haar een dochter, Antonia. Hij heeft ook een aantal jaren gewoond in Mexico en is vervolgens teruggekeerd naar Spanje en woont nu in Toledo.
Hij geeft toe er een soort van complex aan over gehouden te hebben omdat hij geen schoolopleiding gehad heeft en niet goed op de hoogte is, ook niet binnen het culturele gebied. Vroeger leidde dat tot een vorm van sociale angst en tegenwoordig leidt het ertoe dat hij redelijk teruggetrokken en verlegen is. Hij vond het eigenlijk jammer dat zijn carrière zó gelopen is, want liever was hij toeschouwer geweest dan degene die op het podium zit. Hij heeft er echter voor gekozen om toch de artiest te zijn, maar dat viel hem zwaar. Inmiddels heeft hij zich erbij neergelegd en kan er nu beter mee omgaan. Ook kan hij nog steeds geen muzieknoten lezen; uiteraard had hij zich dat de afgelopen jaren eigen kunnen maken, maar hij bekende dat hij te weinig zelfdiscipline had om dat te doen...
Paco de Lucía
Hij is een hartstochtelijk fan van Real Madrid en houdt ervan om tafelvoetbal te spelen. Hij is ook een beetje bijgelovig. Op een dag kwam een kleine papegaai zijn kamer binnengevlogen; hij verzorgde het beestje en hij zat op zijn schouder en op zijn gitaar. Hij had ergens in zijn achterhoofd het idee dat een kleine papegaai ongeluk bracht. Hij vroeg in het rond ernaar en dat werd bevestigd. Toen hij vervolgens op reis ging en bij het instappen van het vliegtuig hier opeens aan moest denken werd hij erg bang; gelukkig ten onrechte…
Iedere nieuwe CD die hij maakt vindt hij een gevecht: hij wil in iedere CD iets nieuws laten horen. Hij zegt ook dat bij iedere nieuwe CD de druk groter is en de motivatie minder. En de afloop is ook voor hem bekend; als de CD uitkomt vindt hij er eigenlijk niks meer aan en zal de nummers ook bijvoorbeeld nooit thuis spelen.
In 2004 ontving hij de onderscheiding "Premio Principe de Asturias". Ter gelegenheid daarvan werd een verzamel-CD van zijn werken uitgebracht.
Hij is tweemaal gehuwd in zijn leven:
De
1e maal met Casilda Varela Ampuero. Een dochter uit een rijk gezin; de vader was zowel een generaal als minister van defensie in de tijd van Franco, aan wiens zijde hij gevochten heeft. Zij is
een Spaanse die in Marokko werd geboren, een korte tijd in Andalucía woonde en vervolgens haar jeugd in Madrid doorbracht. Ze ontmoetten elkaar in een bar in de tijd dat zij ballet studeerde omdat ze professioneel danseres wilde worden. Gezien de heel verschillende achtergronden waren zowel de ouders van Casilda als Antonio, Paco's vader tegen deze relatie. Toch hielden ze vol en 8 jaar na hun kennismaking trouwden ze. Omdat Paco toen reeds een bekend publiek figuur was en hij weinig privacy verwachtte bij een huwelijk in Spanje, besloten ze om in januari 1977 in Amsterdam te trouwen. De gastheer was de heer Philips: zijn platenbaas... Uit dat huwelijk zijn drie kinderen geboren: Casilda, Lucía en Curro.
De 2e maal - hiermee is hij tot op vandaag de dag gehuwd - met een Mexicaanse vrouw waarmee hij een dochter kreeg, Antonia.
Voor de gitaristen (die dit ongetwijfeld wel zullen weten): hij speelt op een Condegitaar, model "Sobrinos de Esteso" (net als Niño Ricardo destijds) en gebruikt altijd Luthier snaren.
DVD's:
1979: Meeting of the spirits
1991: Concerto de Aranjuez:
1995: Sevillanas
1995: Flamenco
1996: Paco de Lucía & Group: directoe de Alemania
2003: Paco de Lucía; Francisco Sánchez
2004: Antología
2006: Camarón; la Pelicula
2006: Rito y Geografia, V. 8
2008: Light and Shade
Solo-CD's:
1967: La fabulosa guitarra de Paco de Lucía
1969: Fantasía flamenca
1971: Recital de guitarra
1972: El duende flamenco
1975: En vivo desde el teatro real
1975: Fuente y caudal
1976: Almoraima
1978: Interpreta a Manuel de Falla
1984: Soundtrack film "The Hit"
1986: Entre Dos Aguas
1986: Solo Quiero Caminar
1987: Siroco
1990: Zyryab
1991: Concerto de Aranjuez
1998: Luzia
2000: Flamenco Romantico
2000: Espana en Una Guitarra
2002: Guitarra Flamenca
2004: Cositas Buenas
2004: Nueva Antología Edición conmemorativa del Premio Principe de Asturias
2012: En vivo, Conciertos España 2010.
Meegewerkt aan de volgende CD's:
1965: Dos guitarras flamencas (met Ricardo Modrego)
1965: Dos guitarras flamencas en stereo (met Ricardo Modrego)
1965: Doce canciones de Federico García Lorca (met Ricardo Modrego)
1966: Los hijos de Luzía (met Ramón de Algeciras y Pepe de Lucía)
opnieuw in 1983 uitgebracht
1967: Canciones andaluzas para dos guitarras (met Ramón de Algeciras)
1967: Dos guitarras flamencas en América Latina (met Ramón de Algeciras (guitarra)
1969: El Chato de la Isla (El Chato de la Isla)
1969: 12 hits para dos guitarras y orquestra de cuerda (met Ramón de Algeciras)
1969: Paco de Lucía y Ramón de Algeciras en Hispanoamérica
1969: Al Verte las Flores Lloran (Camarón)
1970: Cada Vez que Nos Miramos (Camarón)
1970: El Lebrijano con la colaboración especial de Paco de Lucía
1971: Son Tus Ojos Dos Estrellas (Camarón)
1972: Canastera (Camarón)
1973: Caminito de Totana (Camarón)
1974: Soy Caminante (Camarón)
1975: Arte y Majestad (Camarón)
1976: Rosa María (Camarón)
1977: Castillo de Arena (Camarón)
1977: Elegant Gypsy (Al DiMeola)
1981: Castro Marín (The Guitar Trio)
1981: Como el Agua (Met Camarón en Tomatito)
1981: Friday Night In San Francisco (The Guitar Trio)
1981: Sólo quiero caminar (Paco de Lucía sextet met Pepe de Lucía en Ramón de Algeciras)
1983: Passion, Grace & Fire (The Guitar Trio)
1983: Calle Real (Met Camarón en Tomatito)
1984: Live one summer night (Paco de Lucía Sextet)
1984: Viviré (Met Camarón en Tomatito)
1992: Potro de Rabia y Miel (Met Camarón en Tomatito)
1993: Live in América (Paco de Lucía Sextet)
1996: Antológia del Cante Flamenco (Fosforito)
2000: Samaruco (Duquende)
2004: Life Aquatic With Steve Zissou Soundtrack (La Nina de Puerta Oscura)
2006: Camarón en la Venta de Vargas (Camarón)
2007: Tu ven a mí (La Tana)
Overzicht van de optredens die ik live meegemaakt heb van Paco de Lucía: