Antonio Cruz García, eerst bekend als Niño Rafael en als Niño de Mairena is later beroemd geworden onder de naam Antonio Mairena (geboren: 5 september 1909 in Mairena del Alcor, Sevilla en overleden op 5 september 1983 in Sevilla als gevolg van een hartaanval).
Antonio Mairena wordt door menigeen gezien als een van de grootste cantaores van de traditionele flamenco.
Hij groeide op als zigeuner in een familie van hoefsmeden en in die omgeving kwam hij in aanraking met flamenco.
Tijdens een feestje ter ere van de danser Faíco kwam Mairena op enig moment naar voren en zong een tangos en vanaf dat moment nam men hem serieus als zanger..
Grafplaat van Antonio Mairena
Hij zag zichzelf als de hoeder van de erfenis nagelaten door Manuel Torre, de grote flamencozanger uit Jerez.
Hij was een groots zanger, maar hij is m.n. bekend geworden door zijn inspanningen om alle bekende en bijna verloren gegane stijlen uit te zoeken, te beschrijven en op te nemen. Dat heeft hem bewonderaars- maar ook tegenstanders opgeleverd.
Zijn invloed was groot en door de stijlen zo "vast" te leggen had het bij menigeen een verlammende werking, die ontwikkeling in de weg stond.
Hij werd ook gezien als iemand die extreem vasthield aan het traditionele, "koud" en saai was, flamenco academisch benaderde, zichzelf tè serieus nam en een grote invloed toekende aan gitano-inbreng binnen flamenco, waarbij hij ervan verdacht werd neer te kijken op alles wat niet zigeuner was. En dat terwijl hij het zelf - met zijn homo-sexuele geaardheid - niet altijd gemakkelijk gehad zal hebben in het macho flamencowereldje.
Zonder zijn inspanningen zouden momenteel echter een aantal palos verdwenen zijn.
Tijdens het tweede concours in 1922 in Córdoba wilde hij deelnemen aan de wedstrijd. I.v.m. geldgebrek verbood zijn vader hem dat.
In 1924 echter was er een andere wedstrijd in Alcalá de Guadaira waar hij een seguiriyas en een soleá zong waar hij de eerste prijs mee won.
Hij won vervolgens nog diverse prijzen en onderscheidingen waarvan de meest belangrijke de "Llave de Oro del Cante" tijdens het derde flamencozangconcours op 19 mei 1962 in Córdoba. Zijn concurrenten in die wedstrijd waren Fosforito, Chocolate, Juan Varea en Platero de Alcalá . De volgende dag reikte Antonio Ruiz Soler Antonio "El Bailarín" de prijs uit, die vóór hem alleen aan Tomás Vargas Suárez "El Nitri" en Manuel Vallejo werden uitgreikt. Er wordt algemeen aangenomen dat deze wedstrijd speciaal georganiseerd werd om de mogelijkheid te creëren om hem deze prijs en eer toe te kunnen delen.
Zijn verdienste voor flamenco is echter groot geweest en de toekenning lijkt dan ook terecht.
Hij heeft ook een tijd voor dans gezongen. Zo deed hij dat bij Carmen Amaya en in de jaren 50 voor Antonio "el bailarín".
Hij blonk m.n. uit in de meest serieuze palos van gitano-oorsprong, zoals Seguiriyas en Soleá.
Hij publiceerde artikelen en 2 flamencoboeken, “Mundo y formas del cante flamenco” dat hij schreef in samenwerking met dichter en flamencologist Ricardo Molina en “Las confesiones del Antonio Mairena”.