Antonio Vargas Cortés “El Potito” is geboren in 1976, in Sevilla.
Zijn ouders waren een zigeuner danskoppel waarbij zijn vader, Changuito, daarnaast ook zong en gitaar speelde. Hij heeft zijn bijnaam "Potito" gekregen van zijn moeder.
Potito is de Spaanse naam voor de potjes babyvoeding, waar hij maar geen genoeg van kon krijgen.
Hij zong vanaf zijn zesde waarbij hij zichzelf op de gitaar begeleidde, op toeristische rondvaartboten die rondvoeren op de rivier de Guadalquivir in Sevilla.
Nadat hij gekozen had voor een zangcarrière zou hij op latere leeftijd nog een keer de gitaar oppakken. Zo speelde hij op zijn CD Barrio Alto, in het nummer Sonsonete, de gitaar.
Potito als kind tijdens een feestje in aanwezigheid van Lolita Flores en Camarón.
Aan zijn jeugd heeft hij niet veel gehad: hij moest immers werken om de familie mee te onderhouden. Als hij andere kinderen zag voetballen (een liefhebberij van hem) moest hij gaan werken.
Later vertelde hij dat hij zijn jeugd overgeslagen had.
En op de vraag wat hij zou willen zijn als hij geen flamencozanger was geworden, antwoordde hij dat hij dan een voetballer als Raúl (van Real Madrid) had willen zijn.
Zijn tegenwoordige hobby is biljarten.
Potito, 7 jaar, met zijn vader
Hij werd al vanaf zijn tiende gezien als een groot zangtalent; de jongen met, bij wijze van spreken, de stem van een oude man.
Hij werd uitgenodigd om te zingen op diverse plekken en ging optreden met mensen als Paco de Lucía, Camarón en anderen.
Op zijn 14e jaar nam hij al zijn eerste CD op. Hij werd op die CD begeleid door gitaristen als Paco de Lucía, Tomatito, Vicente Amigo, Manolo Franco; niet de minsten.
Andersom werkte hij ook mee aan albums van anderen, zoals Tomatito, Jorge Pardo, Ketama, Paco de Lucía (Zyryab), etc. en hij trad wereldwijd met hen op.
In zijn vroege jeugd had hij een redelijk hoge stem. Toen vervolgens in zijn puberteit zijn stem “brak” is hij wel een tijd ongerust geweest of hij ooit nog goed zou kunnen zingen: het gebeurde van de ene op de andere dag. Maar hij bleef erop vertrouwen dat het allemaal goed kwam.
Hij heeft inmiddels een aantal albums op zijn naam staan, maar dat valt gezien de lange carriere die hij inmiddels al achter de rug heeft best welk tegen (qua aantal).
Hij trad echter vaak op met anderen en op een of andere manier kwam het opnemen van een nieuwe CD er dan even niet van.
Hij had zich voorgenomen om ieder twee jaar een CD op te nemen; we'll see. Hij heeft daarbij wel redelijk vastomlijnde ideeën van de nummers die op een album van hem behoren te staan: 2 tangos, 2 bulerías, 2 rumba’s en nog 2 of 3 traditionele flamenco palos waaronder vrijwel altijd een seguiriyas. Dat zijn palos die bij hem passen; een granaína zal hij – zegt hijzelf – bijvoorbeeld nooit zingen, omdat hij vindt dat hij daar de stem niet voor heeft.
De CD "Barrio Alto" is genoemd naar de Sevillaanse wijk waar hij gewoond heeft: er staat geen nummer op de CD dat "Barrio Alto" heet. Hij wilde alleen zijn barrio met deze titel eren.
Hij is ook kritisch op zijn collega flamencozangers die het nodig vinden om jazz of blues te gaan zingen.
Als hij graag jazz of blues wil luisteren (want daar houdt hij wel van) dan luistert hij liever naar bijv. Miles Davis in plaats van iemand die iets in die richting probeert te doen, maar meer als een amateur klinkt, met alle goede bedoelingen.
Hij is ervan overtuigd dat flamenco leren niet veel helpt: hij gelooft meer in het opdoen van ervaring. Hoe en wat je moet zingen op een feestje, op het podium, in het theater, ’s ochtends om 04:00 uur, enz. leer je alleen in de praktijk.
Sommigen bekritiseren hem daarom: hij wil niet studeren.
Hij is echter zelf van mening dat hij een bepaald talent heeft en van zichzelf weet wat hij kan en wat hij niet moet doen; hij weet wat hij moet weten, waarom zou hij dan gaan studeren?
Oftewel: er zijn artiesten die studeren zonder te kijken en hij zegt dat hij studeert door te kijken.
Op zeer jonge leeftijd maakte hij de feesten in El Rocío mee waar hij kon luisteren en kijken naar Rancapino, Chocolate, Camarón, capullo, Zambo, Aurora Vargas, Pansequito etc.
Potito had een deel van zijn leven "gevaarlijke vrienden": alcohol en drugs. Zijn vrouw zag hem afglijden maar kon dat lange tijd niet voorkomen.
Enkele jaren geleden heeft hij zijn rug naar dat leven gekeerd en heeft hij zich bij een geloofsgemeenschap aangesloten, ook tot grote vreugde van Maleni. Hij komt tegenwoordig geregeld samen met vrienden in de Evangelische Kerk van Filadelfia in San Juan de Aznalfarache; een dorp (20.000 inwoners) in de provincie Sevilla. Buiten zijn geloofsgemeenschap treedt hij nog maar nauwelijks op; hij zingt wel in de kerk.
Potito en Maleni zijn vrouw zingen in hun evangelische gemeenschap
CD:
1990: Andando por los caminos
1992: Macandé
1996: Mia Pa Los Restos
1999: El Ultimo Cantaor
2000: Un mundo de colores
2003: El Potito
2006: Barrio Alto
2009: Nueva Vasija
Overzicht van de optredens die ik live meegemaakt heb van Potito: